Energie
Energie
Ze had het moment geweldig uitgekozen, minister Maria van der Hoeven. Uitgerekend in de week dat de wereld werd opgeschrikt door een bijna-ramp met de kerncentrale van Kashiwazaki-Kariwa, de grootste kerncentrale van Japan, kondigde zij aan dat ze laat uitzoeken of de gereserveerde vestigingsplaatsen voor een nieuwe kerncentrale nog voldoen.
Een nieuwe kerncentrale?
Het kabinet beloofde toch dat er deze regeerperiode geen kerncentrale gebouwd wordt? Nederland zou toch de duurzaamste energievoorziening van Europa krijgen? Loze beloften?
Je zou het gaan denken.
In elk geval zijn aller ogen nu weer gericht op Borssele. Want daar werd ooit grond gereserveerd voor nóg een kerncentrale. De eerste werd speciaal gebouwd om Pechiney, een van de grootste energievreters van Nederland, aan goedkope stroom te helpen.
Ik was er bij, die dag in de zomer van 1971 toen prins Bernhard Pechiney kwam openen. Voor de poort van de fabriek demonstreerden jongens en meisjes van het Aluminium Komitee Zeeland en riepen: ‘ Pechiney – nee!’ Ze deelden stencils uit waarin stond dat er in Zeeland geen plaats was voor bedrijven die de uitbuiting vergroten van arme landen, die hun grondstoffen voor een habbekrats zien verdwijnen naar het rijke westen.
“Waarom”, zo vroegen ze, “staat die fabriek niet in Suriname? Daar delven ze aluinaarde, de grondstof voor aluminium en daar hoef je geen kerncentrale te bouwen want de Surinamerivier kan waterkracht leveren.”.
Waterkracht, dat is pas duurzaam én schoon. De laatste tijd denk ik er vaker aan. Elke keer als ik over de Oosterscheldekering rij en zie hoe het water daar met enorme kracht in- en uitstroomt, dag en nacht in een nooit haperende regelmaat, besef ik hoeveel energie daar onbenut blijft. Zeeuwse getijdenenergie.
Als Van der Hoeven daar nu eens onderzoek naar liet doen.
Kees Slager